Voorzijde
Evolutie FAQ
Bewijzen
Antwoorden
Degeneratie?
Reacties
Links
Login


  Artikel info
Auteur(s): Fedor A. Steeman
drs. Biologie
...
GecreŰrd:
7/9/2006
Laatste wijziging:
13/9/2006
Eerder gepubliceerd:
Op daaromevolutie.net!

  Speciaal
Terug naar de inhoud
Reageer op dit artikel
Wijzig dit artikel
Schrijf nieuw artikel

  Lees ook:
onder constructie...

De tussenvorm Tiktaalik op scheppingofevolutie.nl

Iedere keer als er weer een vondst van een fossiele tussenvorm de nieuwsmedia haalt, is het altijd spannend om te horen hoe de creationistische gemeenschap er dit keer onderuit probeert te komen. Zo ook de recente vondst van Tiktaalik, de zoveelste schakel tussen vissen en landdieren. Ik wilde eens kijken naar de kwaliteit van de argumenten op de nederlandstalige site www.scheppingofevolutie.nl. Deze website brengt ondermeer vertalingen van artikelen van de engelstalige website en organisatie 'Answers In Genesis!'. Zoals gewoonlijk geeft het artikel over Tiktaalik blijk van een gebrekkig inzicht in de kennis en werkmethoden op het gebied van de paleontologie. Laten we eens kijken...

Is Tiktaalik geen overgangsvorm?

Na een langdradige inleiding is het eerste betekenisvolle punt dat in het artikel naar voren wordt gebracht een ouder citaat van de zogenaamde 'geoloog' Paul Garner. Een man die, na slechts een bachelorgraad te hebben behaald, nooit wetenschappelijk onderzoek heeft uitgevoerd, maar daarentegen actief creationistische opvattingen heeft verspreid.

Dat de overgang van water naar land onmogelijk zou zijn, was al lange tijd een creationistisch credo, getuige het aangehaalde citaat van Garner. Bij vissen maakt de schoudergordel namelijk deel uit van de schedel. Om een effectief bewegingsapparaat voor op het land te hebben, is het echter van belang dat de schoudergordel los zit van de schedel, maar vast aan de wervelkolom.

Het lijkt dus een kip-en-ei paradox: Kwam de schoudergordel eerst los, en met welk functioneel voordeel? Of ontwikkelden de poten zich eerst, al konden deze niet op het land gebruikt worden zolang de schoudergordel nog vast zat aan de schedel in plaats van de wervelkolom?

Wat de schrijver van het artikel over het hoofd ziet, is dat Tiktaalik nu juist een antwoord geeft op deze schijnbare paradox. Dit dier laat namelijk precies datgene zien wat we van een dergelijke overgang verwachten: Op de vingers na volledig ontwikkelde poten die noch aan de schedel vastzitten, noch aan de wervelkolom! Dus een levensvorm waarvan creationisten altijd hadden beweerd dat het bestaan onmogelijk was, blijkt gewoon te bebben bestaan.

De vraag waar deze poten dan voor nodig waren doet er verder niet toe, want blijkbaar hadden ze een zeker nut, anders zou het dier er niet mee zijn uitgerust. Maar deze vraag was al beantwoord bij de vondst van de net meer visachtige Panderichthys. Samen met de platte schedel en het afgeplatte lijf lijkt het erop dat deze wezens in ondiep water leefden en mogelijk hele stukken over de bodem moesten kruipen en evt. door dichte vegetatie moesten worstelen, op ongeveer dezelfde manier als tegenwoordig slijkspringers (vissen uit de familie der grondels) dat doen.

Dit heeft natuurlijk niets te maken met de coelacanth Latimeria, die op de open oceaan leeft, en dus niet een vergelijkbaar geval vormt, en die bovendien verder van de oorsprong van de viervoeters staat dan vormen zoals Eusthenopteron en Acanthostega.

Gestuntel met cladogrammen

Creationisten zoals de schrijver van dit artikel doen vaak alsof ze door de voorstellingen van wetenschappers heen kunnen prikken. Maar in feite blijkt dat ze maar heel weinig van de werkmethoden van deze wetenschappers begrijpen. Zo worden ook hier een aantal cladogrammen op onkundige wijze aan kritiek onderworpen en veronderstelde inconsistenties, hiaten en tegenstrijdigheden aangegeven.

Er moeten een aantal dingen goed begrepen worden wat betreft cladogrammen:

  1. Ze dienen om verwantschappen uit te beelden en niet dus voorouderlijke opeenvolgingen.
  2. Ze zijn de resultaten van een objectieve analysemethode en dus niet subjectieve constructies gebaseerd op vooringenomen veronderstellingen.

De verschillende soorten of geslachten in een cladogram, of verwantschapsdiagram, worden aan de uiteinden van de vertakkingen gezet. Dat wil dus zeggen dat de ene levensvorm, bijvoorbeeld Panderichthys, niet de directe voorouder is van die levensvorm op de opeenvolgende aftakking, bijvoorbeeld Tiktaalik. De voorouder van Panderichthys deelt een gemeenschappelijke voorouder met de voorouder van Tiktaalik. De gemeenschappelijke voorouders bevinden zich op de knooppunten, en de evolutionaire veranderingen vinden plaats op de takken.

Dit is een nauwkeurige benadering van hoe we verwachten dat evolutie in werkelijkheid verloopt. Er zullen een hoop evolutionaire vertakkingen voorkomen, waarvan we slechts een aantal vertegenwoordigers zullen terugvinden als fossiel. Men kan in principe nooit zeker weten of een ontdekte fossiele vorm op een knooppunt zit, daarom worden ze voor de zekerheid altijd aan de uiteinden van de takken geplaatst. Deze fossiele tussenvomen die we uiteindelijk vinden kunnen inmiddels hun eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt sinds ze zich van de hoofdtak afsplitsten.

Wat dit betekent is dat het noch een probleem is dat primitievere vormen een aantal geavanceerde kenmerken bezitten (of dat geavanceerde vormen een aantal primitieve kenmerken bezitten), noch dat de primitievere vormen soms in jongere lagen worden gevonden. Overzichtelijk gemaakt:

Kritiek Verklaring
Een primitievere vorm bezit een aantal geavanceerde kenmerken! De geavanceerde kenmerken zijn verkregen op de eigen tak en dus homoplastisch (convergent of analoog).
Een geavanceerde vorm bezit een aantal primitieve kenmerken! De primitieve kenmerken zijn verkregen op de eigen tak en zogenaamde 'terugdraaiingen' (reversals).
De primitieve vorm is in jongere lagen gevonden dan zijn geavanceerde verwant. Beide evolutielijnen zijn in een vroeger punt uit een gemeenschappelijke voorouder voortgekomen en hebben een tijdje tegelijkertijd bestaan.

Op dit punt lijkt het misschien dat men op deze manier alles weg kan verklaren, ook kenmerken die tegen een bepaalde evolutionaire verwantschap pleiten, maar hier komt de objectieve cladistische analysemethode om de hoek kijken.

Kunnen verwantschappen op objectieve wijze worden bepaald?

Omdat sommige kenmerken vˇˇr en andere tegen een bepaalde verwantschap pleiten, is het dus taak om zoveel mogelijk kenmerken te verzamelen en vervolgens door speciale computerprogramma's te laten berekenen wat de zuinigste evolutionaire bomen zijn, dwz. die bomen die het minste aantal evolutionaire stappen vereisen.

Als er net zoveel kenmerken een bepaalde verwantschap tegenspreken als deze die bestendigen, dan gaat dat dus gelijk op en is er geen informatie die de verwantschap bevestigt. Er kan dus gekeken worden naar de veronderstelde consistentie van de verwantschappen en dit kan worden uitgedrukt in een index die van nul tot ÚÚn loopt. De mate waarin de kenmerken wat over verwantschappen zeggen wordt een fylogenetisch signaal genoemd.

Het moge duidelijk zijn dat hiermee het geneuzel over losse kenmerken door creationisten, zoals de schrijver van het artikel en Andrew Lamb in een ander artikel, van geen enkele betekenis is. Als er werkelijk sprake zou zijn van een verzameling niet-verwante moza´ekvormen dan zou er geen enkel fylogenetisch signaal zijn en de consistentie-index nul benaderen. Het feit dat de consistentie-index in deze gevallen een hoge waarde heeft is dus juist een bevestiging van de hypothese van evolutionaire verwantschap tussen deze levensvormen! Creationisten hebben hier geen enkele verklaring voor behalve 'toeval' of: 'God heeft het zo gewild', wat natuurlijk geen verklaringen zijn.

Moza´eken of overgangsvormen?

Met een vreemde kromspring lijkt in dit artikel verder te worden toegegeven dat vormen zoals Tiktaalik, maar ook bijvoorbeeld Archaeopteryx en de fossiele tussenvormen uit de overgang naar walvissen en die naar zoogdieren wel degelijk een mengeling van kenmerken bezitten.

Deze erkenning wordt verdraaid door te stellen dat er natuurlijk moza´ekvormen bestaan, maar dat die juist bewijs zijn voor schepping, want daaruit zou blijken dat de Schepper lichaamsdelen van verschillende levensvormen met elkaar heeft gecombineerd in ÚÚn vorm. Er wordt echter nagelaten precies te definiŰren hoe je een moza´ekvorm van een tussenvorm kan onderscheiden. Dus heb ik dat maar gedaan voor ze:

Een moza´ekvorm combineert de exacte kenmerken van minstens twee (eerder drie) niet direct verwante levensvormen.

Een tussenvorm combineert de exacte kenmerken van hoogstens twee direct verwante levensvormen.

Echte moza´ekvormen die een argument voor schepping zouden kunnen vormen combineren volledige ontwikkelde kenmerken van ver uiteenstaande groepen! De enige echte moza´ekvormen die we kennen komen louter in de menselijke fantasie voor. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een muis met vlindervleugels of een griffioen, die de kenmerken van arenden, wolven en leeuwen in zich combineert. Als een wezen zoals het vogelbekdier echt een eendensnavel zou hebben, dan zou het een moza´ekvorm zijn. De lederachtige snuit van het vogelbekdier lijkt echter alleen uiterst oppervlakkig op de hoornachtige eendensnavel.

Wat we daarentegen vinden zijn levensvormen die de kenmerken van twee nauw verwante diergroepen in zich combineren, bijvoorbeeld:

  • Kenmerken van vissen en amfibieŰn, zoals Tiktaalik en verwanten.
  • Kenmerken van amfibieŰn en reptielen, zoals Seymouria en verwanten.
  • Kenmerken van reptielen en vogels, zoals Archaeopteryx en verwanten.
  • Kenmerken van reptielen en zoogdieren, zoals Cynognathus en verwanten.
  • Kenmerken van landzoogdieren en walvissen, zoals Ambulocetus en verwanten.
  • En ga zo maar door...

En in tegenstelling tot wat de schrijver beweert, zijn de vele kenmerken van deze tussenvormen bovendien wel degelijk in geleidelijke overgang! Ze bezitten een morfologie die duidelijk tussen de twee uitersten in ligt, en zijn dus niet ''volledig gevormde structuren''.

Als de creationisten op een dag eens de feiten onder ogen durven te zien, kunnen ze niet ontkennen dat die fossielen waarvan zij erkennen dat het mengvormen zijn, in feite tussenvormen zijn. Wij wachten geduldig af...

Nawoord

Het is verre van acceptabel als sommige creationisten voordoen alsof ze verstand van zaken hebben, maar voortdurend de plank misslaan als ze wetenschappelijke bevindingen onder de loep nemen. Deze personen zetten zich neer als authoriteiten binnen hun gemeenschap, maar in feite leiden ze de boel om de tuin. Daaraan maakt de oorspronkelijke schrijver van het artikel over Tiktaalik en vele anderen zich schuldig.

Hetzelfde harde oordeel geldt voor de vertalers van het stuk die evenmin verstand van zaken hebben, getuige de vele spelfouten in technische termen en kromme vertalingen. Voorbeelden van spelfouten zijn bijvoorbeeld 'Ichtyostega' in plaats van 'Ichthyostega' en 'Eustenaopteran' in plaats van Eusthenopteron. Voorbeeld van een kromme vertaling is 'pentadactyl 5-digit' in plaats van gewoon 'vijfvingerig'.

De schade die wordt aangedaan door de zichzelf aangemeten kundigheid van de oorspronkelijke schrijvers, en de kritiekloze overname door de vertalers is natuurlijk enorm. Hele bevolkingsgroepen worden de valse zekerheid gegeven dat hun wereldbeeld wat betreft het ontstaan van de moderne levensvormen, inclusief de mens, onwankelbaar is. De werkelijkheid is echter een heel andere.

Wetenschappelijk leesmateriaal:
  • Boisvert, C.A. (2005) The pelvic fin and girdle of Panderichthys and the origin of tetrapod locomotion. Nature 438:1145-1147
  • Shubin, N.L., Daeschler, E.D. & Jenkins, F.A. (2006) The pectoral fin of Tiktaalik roseae and the origin of the tetrapod limb Nature 440:764-771