Waar komt de genetische informatie vandaan?
Het genoom van levende wezens is te beschouwen als een blauwdruk met informatie voor de lichaamsbouw. Heeft niet alle informatie een intelligente bron nodig? Alleen intelligente mensen kunnen complexe systemen maken.
Hier worden systemen die mensen kunnen maken gebruikt als analogie voor levende systemen. Maar analogieën zijn nog geen bewijzen. Wie zegt dat wat voor kunstmatige systemen geldt ook voor natuurlijke systemen moet gelden?
Intelligentie is niet, op zichzelf, een bron van informatie. Intelligentie is het vermogen om informatie te verwerken! Een baby is ook intelligent, maar kan in het begin niets zinnigs uitvoeren, en zeker geen systemen maken. Elk mens, beginnende als baby, moet dit eerst leren.
M.a.w. moet de intelligentie informatie vergaren uit de omgeving. Op basis van die informatie kan een intelligentie leren systemen in elkaar te zetten. De omgeving is dus de bron van informatie, niet de intelligentie zelf. Met evolutie werkt dit net zo: Natuurlijke selectie is het mechanisme waarmee de omgeving de informatie van het genoom veranderd.
De stelling dat mutaties geen informatie kunnen toevoegen is dus niet alleen nergens op gebaseerd, het is bovendien misleidend. Want wanneer is iets informatie en wanneer niet? Het is maar hoe je informatie definieert.
Wat betreft genen is het belangrijk of iets een functioneel resultaat heeft, of niet, dat door natuurlijke selectie kan worden opgepikt. Van elke mutatie kan dus gezegd worden dat het informatie toevoegt, maar het hangt van het effect van die informatie af of het ook behouden wordt in opéénvolgende generaties.
Je kan natuurlijk ook iets pas 'informatie' noemen als het tot nieuwe functionaliteit leidt. Daar zijn vele voorbeelden van bekend. Bijvoorbeeld is een bacterielijn in staat geraakt om nylon te verteren door een mutatie die een heel gen door elkaar husselde. Lees bijvoorbeeld eens helemaal onderaan dit artikel.