|
|
Artikel info |
|
|
Auteur(s): Fedor A. Steeman
drs. Biologie
... |
Gecreërd:
2/6/2006 |
Laatste wijziging:
6/2/2006 |
Eerder gepubliceerd:
Op de oude website |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De Glen Rose-mens (Humanus davidii glenrose)
-Creationistische vervalsingen-
|
Wat de creationisten zeggen:
Enthousiast maakt de creationist Carl Baugh in 1987 een fossiel bewijs voor het creationisme bekend, namelijk : ''... de ontdekking van een 7.9 mm brede menselijke voortand 30 inches van een voetspoor van een dinosaurus verwijderd.''
Volgens Baugh -die o.m. de 'Creation Evidences Museum' in Glen Rose (Texas) beheert- is de vondst ''identiek aan uitsluitend de menselijke tand''. Het vinden van een menselijke tand in dinosauruslagen uit het Krijt-tijdperk zou een klap betekenen voor de moderne geologie die mensen en dino's tientallen miljoenen jaren uit elkaar plaatst. De aankondiging wordt gedaan in een nieuwsbrief van het museum en een boekje van de hand van Baugh. Er wordt aangenomen dat het om een melktand gaat die uit de mond is gestoten.
|
Het echte verhaal:
In 1987 vindt Carl Baugh iets wat sterk lijkt op een menselijke voortand in dezelfde afzettingen als die waar de vermeende fossiele voetsporen van mensen naast die van dino's zijn gevonden. Baugh en zijn collega Patton laten de tand zien aan paleontologen van o.a. de Texas Christian University, die allemaal vaststellen dat de tand waarschijnlijk die van een 'pycnodont' is, een bepaald type uitgestorven vis. Baugh en Patton nemen hier echter geen genoegen mee en maken alras de vondst bekend als een echte menselijke tand gevonden in afzettingen uit het Krijt-tijdperk, naast voetsporen van dinosauriërs. Ze geven het zelfs een wetenschappelijke naam: Humanus davidii glenrose. Ze laten door een tandarts bevestigen dat het er als een echte menselijke tand uitziet. |
 |
Baugh liet zijn tand scannen onder een elektronenmicroscoop door David Menton van de afdeling Anatomie van de Universiteit van Washington. Volgens Menton -nota bene zelf een creationist, die in het bestuur van het 'Institute of Creation Research' zit- heeft de kristal- structuur van de tand niet de karakteristieke enamelprisma's die zo typisch zijn voor de tanden van zoogdieren. Menton meende daarom dat de tand veel waarschijnlijker aan een pycnodonte vis toebehoorde. Tot Mentons ontevredenheid houden Baugh en Patton echter toch vast aan de menselijke status van hun tand. Nu beweerden zij dat de kristalstructuur overeenkomt met een zeldzaam, afwijkend patroon gevonden bij bepaalde mensen. In werkelijkheid bestaan er nauwelijks overeenkomsten met dit laatstgenoemde patroon.
|
 |
In de tussentijd was Ronny Hastings, een darwinist die van de tand vernomen had, zelf op onderzoek uitgegaan en vindt, na enig speurwerk, een soortgelijke tand in dezelfde afzettingen die sterk lijkt op de tand van Baugh. Hastings lichtte Baugh en Patton persoonlijk in van zijn vondst en alhoewel de laatsten tegenover Hastings hun interesse lieten blijken, deden ze lange tijd daarna alsof hun neus bloedde. Hastings vond later meer van dit soort tanden en komt er achter dat er andere verzamelaars zijn die nog meer exemplaren uit hetzelfde gebied in hun bezit hebben. Deze verzamelaars (veelal creationisten) beschouwen ze echter als vissentanden. Eind 1988 laat Hastings ook zijn tand aan een EM-scanning onderwerpen en het patroon dat te zien is komt sterk overeen met dat van Baughs tand, maar niet met de kristalstructuur van menselijk enamel.
|
|
Baugh en Patton lieten hun tand nog een laatste keer aan een scanning onderwerpen door James McIntosh van het Baylor College of Dentistry, die tevens aan Hastings toezegde zíjn exemplaar wel te willen scannen. McIntosh ging verder dan Menton en maakte een scanning van het binnenste van de tand, aangezien het tandoppervlak vaak aangetast kan zijn. Het bleek dat er geen spoor was van zoogdierenenamel, maar dat de kristalstructuur duidelijk die van een vis was. Ook kon het geen melktand zijn, omdat de kroon veel te dik was. Nu konden Baugh en Patton niet langer ontkennen dat ze een vissentand hadden ontdekt en ze maakten dit tot hun spijt bekend op het achtereenvolgende creationistische congres.
|
Conclusies:
Ziehier een voorbeeld van creationisten die overijld aan de haal gingen met, wat zij beschouwden als, het definitieve bewijs voor een jonge aarde. Zij vonden een enkele tand en baseerde daar een heel individu op: Een mens, dat tussen de dinosauriërs geleefd zou hebben. In werkelijkheid hadden zij de tand van een vis gevonden. Nu is er niks mis mee om uit iets kleins en specifieks, iets groots en algemeens af te leiden. Dit heet inductie en is immers vrij gebruikelijk in de wetenschap. Creationisten accepteren dit echter meestal niet als het door evolutionaire wetenschappers gedaan wordt, getuige hun bespotting van het baseren van de Nebraska aapmens op maar één tand, maar het is blijkbaar wel in orde als ze het zelf doen.
Ook is er niks mis met het maken van een vergissing zoals zij in dit geval gedaan hebben. Vergissen is menselijk en van fouten kan men leren. In de wetenschap is het gebruikelijk om zich van de waarde van een ontdekking te vergewissen, en daarmee een vergissing uit te sluiten, door het aan kritische tests te onderwerpen. Dit deden Baugh en Patton in eerste instantie dan ook door de tand te laten scannen, maar als zij een échte wetenschappelijke houding hadden aangenomen, dan hadden zij onmiddelijk wat alle experts van het begin af aan al zeiden serieus moeten hebben genomen. Zij hadden in elk geval de consequenties moeten hebben aanvaard van de electromicroscopische analyse. Het moge echter duidelijk zijn dat deze creationisten hun uitgangspunt, 'bijzondere creatie', hoger achten dan de feitelijke waarnemingen en pas hun fout toegaven toen er geen enkele andere uitweg meer mogelijk was.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|