De Piltdown-aapmens (Eoanthropus dawsoni)
-Echte vervalsingen-
Wat de creationisten zeggen:
De Piltdown-aapmens is een van de weinige echte, bewuste vervalsingen van een fossiele tussenvorm. Creationisten beweren smalend dat dit de ongeloofwaardigheid van de paleo-anthropologie en daarmee de hele evolutietheorie aantoont.
 |
Igneous' gateway: Gedurende bijna veertig jaar heeft deze schedel een uiterst belangrijke plaats gehad in het British Museum. Op een gegeven moment kreeg men door dat de kaak van een orang-oetang afkomstig was. Deze was gevijld zodat ze op een menselijke schedel paste. Verder zijn de tanden afkomstig van mensen. Ook deze zijn gevijld, zodat ze op de tanden van een aap leken. Tenslotte was het geheel geverfd om de schijn te wekken dat het om oude resten ging. Enkele honderden doctorandi promoveerden op dissertaties over de Piltdown- mens. Drie daarvan werden in de adelstand verheven, voornamelijk voor hun werk dat betrekking had op de Piltdown-mens. In wetenschappelijke bladen over de hele wereld werden artikelen gepubliceerd over de plaats van de Piltdown-mens in de evolutie van aap tot mens. Het heeft meer dan dertig jaar geduurd eer wetenschappers zich bewust werden van de waarheid. Niet het feit op zich dat de Piltdown-mens een vervalsing is, is van belang. Werkelijk belangrijk is dat deze ontdekking aangetoond heeft dat veel wetenschappers zich zeer kunnen vergissen... gedurende een lange periode. Zij verlangden ernaar evolutie te zien, maar gingen volkomen op in 'wishful thinking' en zelfbedrog.
|
Het echte verhaal:
In het begin van de 20e eeuw, toen de paleo-anthropologie (de studie van fossiele mensen) nog in de kinderschoenen stond, woedde er een hevig debat over onze evolutionaire oorsprong. Aan de ene kant was er een groep die beweerde dat de mens eerst grote hersenen ontwikkelde en later pas de andere menselijke kenmerken ontwikkelde, waaronder volledige rechtopstaandheid, korte kaken en kleine tanden. Een andere groep paleo-anthropologen meende het omgekeerde: laatstgenoemde menselijke trekken zouden al van begin af aan al ontwikkeld zijn en later pas werden de hersenen zeer groot. Dit meningsverschil werd aanleiding tot een hevig debat, zonder vooralsnog tastbare feiten. De eerste groep voelden zich in hun denkbeelden gesterkt door de fossiele resten van Neanderthalers, die grove, primitieve kenmerken combineerden met zeer grote hersenen. Een echte tussenvorm moest echter nog gevonden worden.
Toen werd er in 1912 aangekondigd dat in een aardlaag in de buurt van het plaatsje Piltdown in Engeland een schedelkap en een onderkaak gevonden waren, die tot hetzelfde individu gehoord moesten hebben. De vorm van het schedeldak gaf aan dat het individu een grote herseninhoud had, toch was de kaak duidelijk zeer aapachtig. Men concludeerde enthousiast dat dit dť tussenvorm tussen mensen en apen moest voorstellen en het gaf steun aan de gedachte dat grote hersenen het eerste menselijke kenmerk was dat zich ontwikkelde. In die tijd ging men er bovendien algemeen van uit dat de mens in Europa dan wel AziŽ moest zijn ontstaan, en de aapmens van Piltdown paste dus ook goed in dit plaatje. Sterker nog: de vondst streelde de nationale trots van de britten, omdat hiermee voor hun gevoel bevestigd werd dat zij altijd al een streepje voorop hebben gehad op de rest. Maar er hing vanaf het begin al een luchtje aan de aapmens van Piltdown en vele deskundigen lieten zich sceptisch uit. Zij beweerden bijvoorbeeld dat met deze configuratie van schedel en onderkaak er geen ruimte was voor de slokdarm en luchtpijp. Het ergste was nog wel dat een andere ontdekking van een fossiele menselijke tussenvorm genegeerd werd omdat deze niet in het algemeen aangenomen plaatje paste.
in 1925 maakte Raymond Dart -een jonge, zuidafrikaanse hoogleraar- bekend in de buurt van Taung (Zuid Afrika) een kleine schedel te hebben ontdekt van een voorouder van de mens. Het ging hier om een jong individu van een Australopithecus africanus, die bekend raakte als 'het Taung-kind'. Ondanks de interessante mensachtige kenmerken van de kaken en tanden en de grote interesse van de pers en het algemene publiek werd deze vondst door de gevestigde wetenschappers met minachtig bekeken. De Piltdown-aapmens had immers al aangetoond dat grote hersenen het eerst kwamen in de menselijke evolutie en er waren ook al andere breinige hominiden bekend, namelijk de Neanderthaler en de Peking-mens (Homo erectus). De hersenen van het Taung-kind, ofschoon ze beter waren ontwikkeld dan die van apen, waren echter klein en erger nog: het was in Afrika gevonden, wat algemeen beschouwd werd als een woest continent dat eerder het toneel was van degeneratie dan dat er iets goeds uit voort zou kunnen komen.
Het Taung-kind raakte dus (tijdelijk) in de vergetelheid en de Piltdown-aapmens bleef in het midden van de belangstelling. Meer dan 500 artikelen en verhandelingen zijn geschreven over dit fossiel. Doch is het overdreven te zeggen dat het aan intens wetenschappelijk onderzoek werd blootgesteld, er werden in elk geval geen dissertaties over geschreven. De eerste stap van de ontmaskering werd gedaan in 1948 met behulp van een toen pas ontwikkelde dateringsmethode, de fluorine-absorptietest. Er werd aangetoond dat de botten uit vrij recente tijden stammen. De tweede en definitieve stap werd gedaan door Dr. J.S. Weiner. Toen hij een congress van paleoanthropologen in 1953 bijwoonde, waar alle tot dan toe gevonden hominiden werden tentoongesteld, viel het hem op dat de Piltdown-aapmens ontbrak. Het probleem was dat dit fossiel niet meer zo goed paste in het algemene plaatje nu andere hominide resten gevonden waren. Weiner vermoedde toen dat er sprake zou kunnen zijn van een vervalsing en toen dat idee eenmaal opgekomen was, was het vrij snel gebeurd met de fossiele 'voorvader' uit Engeland. Nader onderzoek toonde aan dat de schedelkap afkomstig was van een mens uit de middeleeuwen en de onderkaak van een Orang Oetan waarvan de tanden op professionele wijze bijgevijld waren om ze er meer mensachtig uit te laten zien.
Conclusies:
In feite is de Piltdown-Mens de enige echte vervalsing die niet binnen korte tijd door de mand viel. Het mag onderstreept worden dat de ontmaskering niet is gedaan door creationisten, maar door andere evolutionaire wetenschappers en wel op basis van moderne feiten en methoden binnen de evolutionaire wetenschap. In de eerste plaats door een van de dateringsmethoden die creationisten niet accepteren, daar ze aangeven dat de aarde veel ouder is dan zijzelf veronderstellen. En in de tweede plaats omdat men ontdekte dat de fossiele aapmens uit Piltdown niet meer overeenstemde met modernere bevindingen gebaseerd op andere vondsten van hominiden.
Dat er 500 dissertaties geschreven zouden zijn over het vervalste fossiel is een wijd verbreide mythe, die evident onjuist is. Over een tijdsbestek van veertig jaar zouden er dan meer dan tien doctorandi per jaar gepromoveerd moeten hebben, en dat in een vakgebied als paleontologie dat niet bepaald omkomt in de financiŽle middelen en dat een zeer uitgebreid scala aan verschillende onderwerpen bevat. Het is onduidelijk hoe deze mythe ontstaan is, maar zoals gewoonlijk is er waarschijnlijk weer sprake van een grof misverstand van de kant van de creationisten.
De Piltdown aapmens heeft zonder twijfel de evolutionaire paleo-anthropologie veel schade toegedaan, maar dan vooral in die zin dat het onderzoek naar de evolutie van de mens met decennia vertraagd is geweest. Toen de Piltdown aapmens eenmaal uit de weg was geruimd kon men zich richten tot het verwaarloosde continent, dat de sleutel blijkt te bezitten naar onze oorsprong en waar er sindsdien nog vele andere schakels tussen apen en mensen (hominiden) zijn opgegraven: Afrika.