Is evolutie de oorzaak van moreel verval?
Is evolutie niet de oorzaak van het moreel verval van tegenwoordig?
Er wordt tegenwoordig veel gepraat over het vervagen van normen en waarden. Sommigen wijten dit moreel verval aan de evolutietheorie, omdat die het geloof in en daarmee de verantwoording aan God zou wegnemen. Dit lijkt heel logisch in theorie, maar in de praktijk zijn alle mensen, gelovig of niet, gemiddeld altijd even (im)moreel geweest. Hoe kan het ook anders? Groepsmoraal en altru´sme zijn zaken die bij mensen ingebakken zitten. Sommigen hebben er meer van, andere minder.
Maar als de evolutie gedreven wordt door concurrentie tussen individuen en wij ontstaan zijn door evolutie, waarom zou de mens Řberhaupt nog iets geven om anderen? Gaat het immers niet om 'overleving van de sterkste' (Survival of the fittest')?
'Overleving van de sterkste' is een misleidende slogan. Het gaat immers niet alleen om overleving, maar ook vooral om voortplanting. Het is niet waar dat natuurlijk selectie alleen tot competitie kan leiden en niet tot altru´sme. Ouderzorg is een simpel voorbeeld dat aangeeft dat 'eigenbelang' ook andermans belang kan steunen. Het is namelijk in het belang van de ouders dat het kroost sterk genoeg is om hun genen verder door te geven. Ook bijen bijvoorbeeld leven in een gemeenschap waarbij de individuele werksters zelfs bereid zijn hun leven te geven voor het algemene goed. Waarom? Omdat alle individuen nagenoeg genetisch identiek zijn aan elkaar. Dus het helpen van een ander is nagenoeg identiek aan het helpen van zichzelf.
Maar hoe zit het dan met altru´sme tussen niet-verwante individuen? Daar zijn twee interessante verklaringen voor te geven die berusten op waarnemingen in de natuur.
Laten we eens het voorbeeld van de koekoek nemen. De koekoek legt zijn ei in het nest van een andere vogel. De vogelouders voeren het koekoekjong dan zonder onderscheid te maken met hun eigen jongen, omdat het ouderzorginstinct hen daartoe dwingt. Op dezelfde manier kunnen ook mensen en andere wezens als het ware 'voorgeprogrammeerd' zijn om altru´stisch te zijn, ook al is dit niet per se in hun eigen belang,
Een tweede verklaring berust op het principe van de 'wederkerigheid'. Een individu helpt een ander in de verwachting dat de ander hem op een ander tijdstip ook weer van dienst kan zijn. Doet de ander dit niet dan hoeft hij de volgende keer ook niet geen hulp meer te verwachten. Zo delen grote zwermen vampiervleermuizen met elkaar een grot, waar ze gezamenlijk de dag doorbrengen. Soms heeft er een vleermuisindividu geen succes gehad bij het vinden van voedsel gedurende de nachtelijke rooftochten. Dan kan hij altijd voedsel bedelen bij een ander zodat hij de dag kan overleven. Een andere gelegenheid kan de ontvanger weer hetzelfde betekenen voor de gever.
Is wederkerig altru´sme ook bij de mens ingebakken? Is de mens altru´stisch per automatisme? Het lijkt er sterk dat dit zo is. Het past in elk geval goed bij onze dagelijkse ervaringen. Mensen zijn van nature hulpvaardige wezens. We zijn best bereid iets voor een ander te doen, maar als die persoon alleen maar neemt en niet geeft, worden we hem ook gauw zat. Het sterkst is wederkerig altru´sme tussen familieleden en goede vrienden. Maar ook wildvreemden kunnen we met kleine dingen helpen, zoals bijvoorbeeld de weg wijzen. Het moge duidelijk zijn dat bij een sociaal wezen als de mens, het belang van het individu samenhangt met 'saamhorigheid'. We hebben immers elkaar nodig om te overleven...
Is saamhorigheid aangeboren, dat wil zeggen, ligt het in onze genen, of wordt het puur aangeleerd? Dat is moeilijk te zeggen. Saamhorigheid en groepsmoraal worden mensen in elk geval aangeleerd, maar er kan ook een 'altru´sme-gen' bestaan die hiertoe aan bijdraagt. Het helpen van anderen geeft de meeste mensen immers een goed gevoel, ofwel een emotionele beloning zoals die er bijvoorbeeld ook voor sex is. Of groepsmoraal en saamhorigheid nu voor een deel genetisch bepaald zijn of puur aangeleerd, doet er in principe niet zo veel toe: het kunnen in deze beide gevallen produkten zijn van natuurlijke selectie.
Onze saamhorigheid is ongetwijfeld ontstaan toen de mens nog in stammenverband leefde. EÚn stam werkte gezamenlijk aan de eigen overleving, waarbij iedereen op elkaar aangewezen was. Een goede groepsmoraal, stamwetten en saamhorigheid waren van levensbelang. De stammen met de beste groepsmoraal en waarvan de stamleden het beste voor elkaar zorgden waren het meest succesvol en brachten het meeste nageslacht voort. Die stammen die geplaagd werden door ego´sme en ruzies en weinig sociale cohesie hadden het veel moeilijker om te overleven.
Deze natuurlijke selectie van groepsculturen heeft er uiteindelijk toe geleid dat de mens, gegeven de juiste omstandigheden, zich in steeds grotere groepen gingen verzamelen en zelfs hele beschavingen gingen vormen. De wetten van de mens groeiden in tact mee met de groepsgrootte, want het was deze geformaliseerde groepsmoraal die de beschavingen bijeen hield. Zonder moraal zijn er maar weinig overlevingskansen voor een samenleving.