6. Evolutie een zekere mogelijkheid?
In het eerste deel van het boek heeft Peter Scheele stap-voor-stap opgebouwd naar een zogeheten Ďdefinitieve afrekeningí met de evolutietheorie. Alles in beschouwing nemend, kunnen we gerust zeggen dat hij hierin verre van geslaagd is. Zijn grootste zwakte is nog wel dat hij helemaal niet met onderzoeksresultaten komt aanslepen, maar slechts op basis van zijn schildering van het moleculaire milieu van de cel en een portie zogenaamd 'gezond verstand' de geloofwaardigheid van de evolutietheorie tot in de wortels probeert aan te tasten. Op de gemiddelde lezer zal het allemaal best overtuigend overkomen, maar een ieder met een kritische, wetenschappelijke instelling zal nooit genoegen nemen met zijn 'bewijzen' aan de hand van twijfelachtige analogieŽn en ongesubstantiveerde diagrammen.
Ondanks dat Peter Scheele dus tot nog toe niet heeft kunnen aantonen dat ingrijpende eiwitevolutie onmogelijk is, kunnen we daarentegen met zekerheid zeggen dat dit dan juist wel mogelijk is? Wat kunnen we tegen Scheeles betoog inbrengen om de geloofwaardigheid van de evolutietheorie te redden in de ogen van het algemene publiek? Het belangrijkste punt van het boek is nog wel dat het te onwaarschijnlijk is, dat toeval een functioneel eiwit kan opleveren. Dit baseert zich vooral op de oneindige hoeveelheid mogelijkheden die een reeks aminozuren kan aannemen en vervolgens de bewering dat slechts een minuscuul kleine hoeveelheid functioneel kan zijn. Met name dat laatste is interessant, want het wordt door velen klakkeloos aangenomen zonder dat iemand maar ook de moeite neemt om het daadwerkelijk te controleren door middel van onderzoek. Hoe zit het daar eigenlijk mee in werkelijkheid?
We hebben al gezien dat willekeur net zozeer als orde functionaliteit kan aannemen. Dat dit ook geldt voor de functionaliteit van eiwitten staat reeds vast: Het is een onder sommige biochemici bekend feit, dat zelfs een volledig willekeurige streng aminozuren, mits voldoende lang, al een zekere katalytische activiteit kan vertonen, zij het uiterst zwak. Met andere woorden: de kans dat een toevaleiwit wel ergens goed voor is, is redelijk groot. Onlangs gepubliceerde onderzoeksresultaten die dit onderstrepen beschrijven bijvoorbeeld hoe een bacterie met een volledig door elkaar gehusseld enzym plotseling nylon kan verteren en ook hoe in een grote verzameling van willekeurig samengestelde eiwitten onverwacht veel versies aan een bepaalde stof (ATP) kunnen binden. Het is een nog weinig verkend terrein, maar geeft nu al aan hoe gemakkelijk het moet zijn voor nieuwe eiwitten om zich te ontwikkelen.
Lees verder